In 2014 heeft accountants- en belastingadvieskantoor B. aan een kantoorgenoot van verweerder opdracht gegeven tot het doen van onafhankelijk onderzoek naar de truststructuur die door dat kantoor aan de heer K. was geadviseerd en voor hem was uitgevoerd. Verweerder heeft meegewerkt aan dat onderzoek en aan het rapport waartoe het onderzoek heeft geleid. In dat rapport staat dat het de resultaten bevat van onafhankelijk onderzoek. In 2021 heeft de deken aan verweerder en zijn kantoorgenoot het verwijt gemaakt dat zij geen deugdelijk rapport hebben opgesteld en dat zij kantoor B. hebben geadviseerd in kwesties die verband houden met dat rapport. Het hof beslist dat de deken zijn bezwaar mocht indienen ondanks het tijdsverloop. Het hof gaat in op de vraag of een advocaat in opdracht van zijn cliënt onafhankelijk onderzoek kan doen en, zo ja, welke gevolgen een opdracht daartoe heeft voor de advocaat-cliëntrelatie en de werking van de kernwaarden. Ook gaat het hof in de op de vraag aan welke vereisten een onafhankelijk onderzoek dient te voldoen. Het hof beslist dat een advocaat geen onafhankelijk onderzoek kan doen voor een cliënt wiens belangen hij eerder heeft behartigd en dat een advocaat die een onafhankelijk onderzoek heeft gedaan daarna niet als advocaat kan optreden onder andere in kwesties die verband houden met dat onderzoek. In deze zaak komt het hof tot de conclusie dat verweerder heeft meegewerkt aan een rapport dat is gepresenteerd als het resultaat van onafhankelijk onderzoek, maar niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van objectiviteit, zorgvuldigheid en volledigheid. Daardoor is het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Het dekenbezwaar wordt in zoverre gegrond bevonden. Aangezien het in 2014/15 nog onvoldoende duidelijk was of een advocaat-onderzoeker ook kan adviseren of procederen in kwesties die verband houden met het onderzoek, wordt het bezwaar voor het overige niet gegrond bevonden.
Link naar uitspraak